DE IJSGANG - Zee-ijs


Omgeving.

Ijsland is omgeven door zee. In het zuid-westen de Atlantische oceaan. Ver in het zuid-oosten ligt de noordkust van Schotland. In het oosten, op dezelfde 65 graden noorderbreedte als Ijsland, ligt Noorwegen. In het verre noorden ligt de noordpool, de ijskap op de pooloceaan. In het noorden en het westen, over de zee, strekt Groenland zich uit, grotendeels bedekt door ijs. Om van daar tot Ijsland te geraken moet je over, door, of onder het water. En zoals de naam niet onterecht doet vermoeden, kan je geconfronteerd worden met één van de stevigste argumenten van de natuur om de ruwheid van Ijsland te ervaren: het ijs. Nog voor je voet op vaste bodem zet, komt mogelijk de eerste verassing, het ijs, je tegemoet.
Je nuanceringsvermogen wordt alvast op de proef gesteld, want het ijs kan verschillende onstaansoorzaken hebben, en wordt daarnaar ingedeeld: er zijn zee-ijs, drijf-ijsbergen, en ijs-eilanden.

Soorten ijs.

Eén van de vormen van ijs, is het zeeijs. Dit ontstaat door het bevriezen van de oppervlakte van het zeewater. Alles wat in dit oppervlak vastvriest kan meegeduwd worden met de richting van dit ijs.
Een andere vorm zijn ijsbergen. Ze zijn afgebroken van het ijs dat Groenland bedekt, en komen richting Ijsland gedreven.
Een derde en tussenvorm zijn ijseilanden. Ze ontstaan door drijvend zeeijs dat aan de kust van Groenland vastvriest. Daar wordt het bedekt met sneeuw, en groeit zo aan. Op een bepaald moment kan het losbreken, waarna het terug vrijkomt als ijs-eiland.

Onstaan.

De vorming van zeeijs is onderhevig aan verschillende factoren. Zo is er het zoutgehalte van het zeewater, de temperatuur van de lucht, de wind, en de tijd waarin het water bevriest. Je kan het zeeijs herkennen aan de pure ijskristallen, waarbinnen je een groot aantal pekelkegels ziet. Als het ijs snel gevormd werd, zullen er meer pekelkegels aanwezig zijn in het ijs. Zo'n pekelkegel ziet eruit als een vertikaal luchtbuisje in het ijs, ongeveer een druppel dik, en enkele cm hoog. De vorm ontstaat door de beweging van het zoute water op deze plaats in het ijs. Bij het bevriezen van het water tot ijs, blijft het overige water met meer zout achter. Zo ontstaan kleine zoute bellen. Door de hoge concentratie zout smelt het ijs eronder, waardoor het pekelwater iets zakt. Boven in de pekelbel vriest het water aan het ijs toe. Zo ontstaat er dus een vertikale beweging, onder invloed van de temperatuur en het zoutgehalte. Het effect voor de hele ijsmassa is zo dat de zoutconcentratie aan de bovenkant afneemt, en aan de onderkant toeneemt. Als het zeeijs meer dan een jaar bestaat, is de zoutconcentratie aan de bovenkant zodanig afgenomen dat het bruikbaar wordt, ontdekten de Eskimos. Expedities in poolgebieden maken daar dankbaar gebruik van, smelten het ijs en gebruiken het als drinkbaar water. Rond Groenland heeft het zeeijs een gemiddelde van 5 procent zoutgehalte.
Vanzelfsprekend kan zeeijs alleen gevormd worden als de temperatuur onder het vriespunt ligt. Maar het vriespunt van zeewater, door het zout, ligt lager dan 0 graden. Als er meer dan 3,5 procent zout aanwezig is, moet het ongeveer -2 graden vriezen om ijs te vormen. Nu is de zee ook geen perfect gemengde vloeistof. Je kan ze best zien als bestaande uit verschillende lagen boven elkaar, waarbij onderaan meer zout, en bovenaan minder zout water aanwezig is. Zout water is zwaarder - wat ook bij de pekelkegels meespeelt. De temperatuur van de lucht kan er dan voor zorgen dat het water aan de oppervlakte begint te bevriezen. Dan denken we bv aan temperaturen van -2 tot -47 graden Celcius. Het kan aan de noorpool natuurlijk nog kouder worden, het rekord ligt rond de -75 graden. Daardoor is het gebied permament met ijs bedekt, en ook de zee errond. Door de evolutie in het ijs kan je spreken van de leeftijd van een ijsgebied, op de noorpool kan het verschillende jaren oud zijn.
Om de levenscyclus van een ijsschots te bekijken beginnen we bij een mogelijk ontstaan. Dat gebeurt in de herfst, als de temperatuur begint te dalen. Er komt een dun laagje ijs op het zeewater, dat in de winter dikker wordt, tot enkele meters zelfs. Als het, naargelang de beweging van het ijs, de volgende zomer overleeft, zien we dat het zoutgehalte gezakt is. Dat komt door de temperatuur, dicht bij het smeltpunt, die de geconcentreerde zoutdruppels uit het ijs heeft doet naar beneden zakken, daarbij de pekelkegels vormend, zoals hiervoor verteld. Natuurlijk gaat de zon ook het ijs aan de oppervlakte doen smelten, een effect dat voor grillige vormen kan zorgen. Dikwijls loopt ook een hoeveelheid smeltwater terug in zee. In de winter vriest dan de bovenlaag weer vast, en door de kou vriest onderaan water aan het ijs. In het algemeen onstaat zo een cyclus waarbij in de zomer ijs aan de oppervlakte smelt, en in de winter water aan de onderzijde aanvriest bij de ijsschots, waarbij die zo'n 3, 4 tot meer dan 5 meter dik is, met een gemiddelde van 3,5 meter. Een waterdruppeltje dat onderaan aanvriest ondergaat dus een beweging doorheen de ijsschots naar boven.
Een ander vorm van ijs is het ijs dat gevormd wordt op land. Het onstaat door de neerslag op de bergen van groenland, die onder eewig ijs bedekt zijn. Deze gletsjers zijn echter ook niet zo onbeweeglijk als ze eruit zien. De lagen sneeuw op de top drukken elkaar plat tot stevig ijs. Uiteindelijk krijgen ze zo'n groot gewicht dat ze van de berghelling beginnen af te glijden. Zo bereikt het samengepakte ijs uiteindelijk de vallei, en zelfs de zee, als ijsarmen van de gletsjer. De bewegingen van de zee doet stukken van die uitlopers afbreken, die stilaan wegdrijven van Groenland.
De laatste vorm, de ijs-eilanden hebben zich ook op een interessante manier gevormd. In de noordelijke fjorden van groenland drijven stukken zeeijs rond, en komen in contact met de kust. Soms vriezen ze daar vast. Er blijft jaar na jaar sneeuw vallen op de oppervlakte, die steeds samengedrukt wordt onder zijn eigen gewicht. Zo onstaat een ijsmassa, zoals bij gletsjers op land, die uiteindelijk terug losbreken. De vorm kan plat zijn, maar benaderd soms zo goed vormen van echt land, dat men voor de jaren '50 dikwijls dacht dat het echte eilanden waren. Als ze 5 meter boven de zee uitsteken, zit er dikwijls nog 50 meter onder het water. Het allergrootste ijseiland dat men heeft "ontmaskerd" heeft een oppervlakte van 1000 vierkante km. .

Op drift.

Alhoewel je zou denken dat de grootste koude voorkomt op de noordpool is dat niet correct. Boven de noordpool heerst een intense kou, maar eronder zit een zee van 4000 meter diep. Extremere temperaturen vinden we boven land, ook door de hoogteverschillen: in Noord-Siberie is het kouder dan op de noordpool. De verschillende klimaten boven land in de buurt combineren met de verschillende oceaanstromingen. Vanuit het noorden, langs de kust van Groenland komt een koude golfstroom af op Ijsland. In het gebied van de antillen ontstaat echter een warme golfstroom, die gemengd met de Atlantische golfstroom, Ijsland vanuit het zuiden bereikt. Het is vooral door deze warme golfstroom dat de kust van Ijsland meestal ijsvrij is, en een "gematigde" invloed ondergaat. De koude golfstroom van de noordpool die via de kust van Groenland Ijsland bereikt heeft echter dikwijls grote ijsbergen bij zich. Deze tegengestelde temperatuurstromen zijn er dan ook mee voor verantwoordelijk dat er zo'n contrastrijk weer heerst op Ijsland.
De bewegingen van het ijs kan je op twee manieren indelen. Enerzijds is er de beweging van de ijsgrens. In de zomer is de ijsoppervlakte aan de noordpool het kleinst, maar in de winter verdubbelt die soms en rukt de ijsgrens op richting Ijsland.
Dan is er de beweging van het ijs zelf. Eigenlijk is de hele ijsmassa van de noordpool, niet verankerd door land, doorlopend in beweging. In de zomer zorgen de bewegingen van de oceaan voor het losbreken van de ijsschotsen. Daardoor onstaan ook vele ijsvrije zones, waar een ijsbreker door kan. In de winter vriest alles echter weer dicht. Door de bewegingen hierbij, schuiven de ijsschotsen over elkaar heen, of worden kantelen zelfs onder de grote druk. Naast de zeestromingen speelt ook de wind een rol. Natuurlijk een uitdaging voor de mens, en zo'n 85 jaar geleden startte het moderne onderzoek van de ijsbewegingen. De methode was eenvoudig maar gevaarlijk; men voer met een schip het ijs in, liet zich vastvriezen en meedrijven met het ijs, wat tot 3 jaar kon duren. Vanaf 1927 schakelde men de luchtvaart in voor de studie van het ijs, en landde men op het poolijs. Ondertussen is dat de manier om de bemanning van expedities te bevoorraden. Nukleaire duikboten maakten ondertussen ook verkenningstochtjes tot onder de noordpoolkap. Al dat onderzoek leidde tot verrassende ontdekkingen. Zo bleek dat als een ijsberg door zijn ontstaansgeschiedenis hoge pieken vertoont, een tegenwicht van ijs aan de onderkant groeit, als een soort spiegelbeeld dat 9 keer zo groot is als boven het water.

ijsschots in baai in de mist Aan een van de armen van de Vatnajokull, grootste gletsjer van ijsland, breken stukken af die richting zee spoelen.
Foto: SL, WebGang, Juni 1999.


(Zee-ijs) - DE IJSGANG - Contact met Ijs-land