DE IJSGANG - Verkenning van Gletsjers


Eerste verkenning

Het is duidelijk dat de Ijslanders al wel een idee hadden over gletsjers. We gaan nu op zoek naar de eerste doelgerichte beschrijvingen van gletsjers, meestal als gevolg van een exploiratietocht. We worden hierbij aangemoedigd door de naam van een gebied in de grootste gletsjer van ijsland, de Vatnajokull. Dat gebied, nu helemaal onder het ijs, wordt Grimsvötn genoemd, meren van Grim, een naam die dateert van voor 1600. Of zat dit gebied vroeger niet onder het ijs?
Een eerste markant moment is het voorkomen, voor de eerste keer, van gletsjers op een kaart. De originele kaart is verloren gegaan, maar er is een reproduktie van Ortelius beschikbaar uit 1590. Daarop zijn de kustlijn, de bergketens en de gletsjers duidelijk te zien. De originele kaart dateert uit 1585, en de gletsjers komen niet helemaal overeen met de huidige toestand. Waarschijnlijk is ze opgesteld aan de hand van boeren en vissers, die regelmatig de gletsjers overstaken, op weg tussen hun dorpen en de zee.

Eerste les

In 1695 maakt een schooldirekteur een beschrijving over gletsjers. Hij gebruikte daarvoor de beschrijvingen van mensen die dicht bij of op de gletsjers woonden. Soms is hij het in zijn beschrijving niet eens met hun visie, en gaf hij ook zijn eigen inzichten erbij. Achteraf bleken die dikwijls minder juist. Hij beschrijft ook hoe de boer Jo'n Ketilsson een tocht maakt over de Vatnajokull gletsjer, en terug. Dit mag beschouwd worden als de eerste gekende expeditie, die dus dateert van het midden van de 17e eeuw.
Sveinn Pa'lsson maakte in de jaren 1792-94 verschillende wetenschappelijke expedities, en beschreef deze, in het Deens. Hij poneert de stelling dat de gletsjer als een plastische massa beweegt. Daarbij zou het balanceren tussen ijs en een bijna gesmolten toestand, waarbij een beweging als massa mogelijk wordt. Er valt op de top van de gletsjer in de winter een sneeuwlaag van zo'n 4 tot 8 meter. In de zomer kan deze gedeeltelijk smelten, een proces dat in de winter door vriezen weer wordt gestopt. Zo krijg je allerlei lagen in de sneeuw-ijsmassa, die doorsneden worden door smeltriviertjes, en samengedrukt worden door bovenliggende lagen. Het ijs van de gletsjers is minder hard dan bv zee-ijs, en dus ook beweeglijker. Hierdoor kan de uitdeinenende beweging van de gletsjer ontstaan, waarbij heel wat puin mee wordt gesleurd in het ijs. Eens het afschuivende ijs de dooigrens bereikt begint het traag te smelten. Per 100 meter kan de temperatuur zo'n halve graad verschillen. Natuurlijk heeft de afdalende gletsjerarm ook een invloed op zijn omgeving. Zo kan de gletsjergrens evolueren naar lager of hoger, naargelang de winters en de zomers, en zelfs diep in de valleien naar beneden afzakken. Als het klimaat hetzelfde blijft over lange periode ontstaat ergens een evenwicht. Er gebeurde spijtig genoeg verder niets met deze beschrijvingen, tot in 1882 een uittreksel werd gepubliceerd. Ondertussen verplaatst de wereldaandacht voor het onderzoek naar gletsjers zich naar de Alpen, waar het zich parrallel was beginnen ontwikkelen.
We zien dan dat in 1945 het werk van Sveinn Pa'lsson in het ijslands verscheen, in een vertaling van Jo'n Eypho'rsson. Vanaf dan komt Ijsland steeds meer in de aandacht van de internationale glaciologie, de studie van de gletsjers.

Beweging en vorm

Eens we ons met het mechanisme van de beweging van gletsjers bezighouden, is het verleidelijk om metingen te gaan doen. Daaruit blijkt bv dat het gletsjerijs 250 meter dik kan zijn, en dat de gletsjer massa zich verplaatst aan een snelheid van 630 meter per jaar (1.7 meter per dag, of 7 cm per uur gemiddeld).
Als er op de top een jaarlijkse toename van ijs is, wordt de druk groter, en de snelheid bergafwaarts ook groter. Het ijs dat onder de smeltgrens komt krijgt minder tijd om te smelten, en de uitlopers hebben een sterk hellend einde. Een traag bewegende, of stilstaande gletsjerarm heeft een zacht hellende uitloop, en is zo ook gemakkelijker over te steken. Doordat in de ijsmassa heel wat puin meegevoerd wordt krijg je een enorm uitslijtend effect op de bodem, dat kan resulteren in afgeronde stenen en een soort "krassen", in de lengte van de beweging. Die duiden over heel de wereld nog op het bestaan van gletsjers. De gletsjers kunnen door hun beweging een grillig patroon aan de oppervlakte creeren. Soms is de beweging aan de oppervlakte niet waar te nemen, maar hoor je van onderuit wel knallen en kraken in het ijs. De laatste jaren zien we dat de uitlopers van de gletsjers zich terugtrekken onder invloed van de gematigde winters en de warme zomers. Dat kan enorme invloed hebben op het landschap. Tussen slib en klei blijven resten ijs steken, en aan de oppervlakte kan het water soms niet weg. Begroeing start zijn aanval, een je krijgt dan een gevaarlijke mix, waar je diep in kan wegzakken als mens het betreed.


1

(Verkenning van Gletsjers) - DE IJSGANG - Gletsjer-expedities